Non-concurrentiebeding in contract voor bepaalde tijd

Inleiding

In een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan sinds 1 januari 2015 geen geldig non-concurrentiebeding meer worden overeengekomen. Enige uitzondering hierop is, als de werkgever een groot belang heeft bij het opnemen van een non-concurrentiebeding. Er dient dan sprake te zijn van zogenaamde “zwaarwegende bedrijfsbelangen”, die de werkgever duidelijk en concreet moet beschrijven in de arbeidsovereenkomst of in een aparte toelichting. Ontbreekt een schriftelijke motivering dan is het non-concurrentiebeding ongeldig. Maar ook als de werkgever wèl schriftelijk motiveert kan het non-concurrentiebeding ongeldig zijn, zoals uit het navolgende blijkt.

Zwaarwegende bedrijfsbelangen?

De zwaarwegende belangen moeten specifiek gelden voor de werkzaamheden of functie van de werknemer en door de werkgever worden gemotiveerd. In juli 2015 werd de rechter in Amsterdam gevraagd te beoordelen of een werkgever aan deze eisen had voldaan. De casus was als volgt:

Een werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een werknemer gesloten, met daarin een non-concurrentiebeding. De werkgever (DPA) vindt dat er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen, en omschrijft deze als volgt:

“4. Zwaarwegende bedrijfsbelangen

DPA heeft zwaarwegende bedrijfsbelangen die het in de arbeidsovereenkomst opnemen van het relatiebeding en concurrentiebeding zoals opgenomen in lid 1 en lid 2 van dit artikel noodzakelijk maken. DPA hecht veel waarde aan opleiding van haar medewerkers, hetgeen betekent dat zij veel tijd in opleiding investeert en hiervoor ook kosten worden gemaakt. Dit geldt in het bijzonder voor de functie van Consultant Banking & Insurance van de medewerker. Verder zal de medewerker in zijn functie van Consultant Banking & Insurance al direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis verwerven van het door DPA opgebouwde netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA. Gelet op de zeer concurrentiegevoelige detacheringsbranche waarin DPA opereert, bestaat er wegens de bij DPA specifiek verworven kennis en kunde vrees voor benadeling van DPA indien de medewerker na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd handelt met het in lid 1 en/of lid 2 van dit artikel opgenomen relatiebeding en/of concurrentiebeding. De bij DPA specifiek verworven kennis en kunde zou door de medewerker immers kunnen worden aangewend om, direct of indirect, concurrerende activiteiten te verrichten.”

De rechter vindt dat deze omschrijving onvoldoende concreet is en oordeelt dat onvoldoende blijkt om welke zwaarwegende bedrijfsbelangen het gaat. Het non-concurrentiebeding is daarom niet geldig. De werknemer kan in dienst treden van een concurrent van DPA.

Conclusie

De zwaarwegende bedrijfsbelangen die het (opnemen van het) non-concurrentiebeding volgens de werkgever noodzakelijk maken, moeten heel concreet en specifiek (gericht op de functie) worden omschreven en gemotiveerd. Gebeurt dat niet, dan is het risico groot dat de rechter het non-concurrentiebeding zal vernietigen of (in kort geding) zal schorsen zoals in de geschetste casus.

Als de zwaarwegende bedrijfsbelangen wel concreet en specifiek zijn omschreven, moet de rechter (net als bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) nog beoordelen of de werknemer desalniettemin onevenredig wordt benadeeld door het non-concurrentiebeding. De afweging van het belang van de werkgever bij handhaving van het non-concurrentiebeding tegenover het belang van de werknemer bij schorsing daarvan, kan alsnog leiden tot een vernietiging of schorsing van het non-concurrentiebeding.

Het (geldig) opnemen van een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is moeilijk geworden. Rechters zijn op hun hoede. Wilt u specifiek advies of meer informatie hierover, neem dan contact met ons op.