De vaststellingsovereenkomst

Veel arbeidsovereenkomsten worden beëindigd via een ‘vaststellingsovereenkomst’, ook wel ‘beëindigingsovereenkomst’ of ‘minnelijke regeling’ genoemd. Deze ontslagroute is tegenwoordig ook in de wet verankerd. Maar wat is een vaststellingsovereenkomst, en wat kun je er (niet) mee?

Afspraken

In een vaststellingsovereenkomst binden de partijen zich aan de daarin opgenomen beslissing over een tussen hen gerezen geschil of onenigheid. Zij spreken af dat tussen hen geldt wat in de overeenkomst staat. Daarbij accepteren zij dat ze mogelijk recht hadden op meer, of minder.

Stel een werkgever wil de arbeidsovereenkomst met een werknemer beëindigen wegens disfunctioneren. De werknemer is het hier niet mee eens. Volgens hem is er geen sprake van disfunctioneren en heeft de werkgever geen verbetertraject aangeboden, of er is niet voldaan aan de herplaatsingsplicht. Uiteindelijk komen partijen overeen dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen, ze spreken daarvoor een datum af en komen overeen dat de werknemer een vergoeding krijgt. Dit wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. De werknemer accepteert hiermee dat de arbeidsovereenkomst eindigt, terwijl de rechter de arbeidsovereenkomst misschien zou hebben laten voortduren. De werkgever accepteert dat hij de werknemer een vergoeding betaalt, die misschien hoger is dan de Transitievergoeding.

In de vaststellingsovereenkomst kunnen partijen bijvoorbeeld ook vastleggen of de werknemer wordt vrijgesteld van zijn werkzaamheden, wanneer de leaseauto moet worden ingeleverd en of de werknemer vakantiedagen krijgt uitbetaald.

In een vaststellingsovereenkomst wordt vaak afgeweken van het (voor de werknemer) geldende recht. Dat kan, mits er sprake is van onzekerheid of onenigheid tussen partijen.

Transitievergoeding

Bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst middels een vaststellingsovereenkomst is de werkgever niet de Transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd. Uiteraard zullen partijen in veel gevallen toch vastleggen dat aan de werknemer een vergoeding toekomt wegens het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Daarbij is het niet uitgesloten dat die vergoeding de Transitievergoeding dicht nadert.

Tegen finale kwijting

In vrijwel elke vaststellingsovereenkomst verlenen partijen elkaar ‘finale kwijting’. In de vaststellingsovereenkomst staat dan dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben, behalve wat in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd.

Zodra partijen onenigheid krijgen over iets wat niet  in die vaststellingsovereenkomst staat, bijvoorbeeld de uitbetaling van openstaande vakantiedagen, wordt vaak verwezen naar die finale kwijting. Vaak kan de werknemer toch nog uitbetaling van zijn vakantiedagen afdwingen, als daarover in de onderhandelingen niet is gesproken. Is er wel over gesproken, maar is het uitbetalen van vakantiedagen niet vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst, dan wordt dit geacht onder de finale kwijting te vallen.

Bedenktermijn

De werknemer heeft het recht om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden. Hij kan dit doen door een schriftelijke verklaring aan de werkgever. Als dit recht expliciet in de overeenkomst is genoemd, heeft de werknemer hiervoor 14 dagen de tijd. Heeft de werkgever de bedenktermijn niet opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, dan heeft de werknemer zelfs 21 dagen de tijd om zich te bedenken, en de overeenkomst te ontbinden.

Als de werknemer de overeenkomst ontbindt bestaat deze niet meer, waardoor de onenigheid in principe herleeft. Wordt er dan binnen 6 maanden weer een vaststellingsovereenkomst gesloten, dan heeft de werknemer niet de mogelijkheid om ook die overeenkomst weer te ontbinden.

Tips:

  • Deel de werknemer mee dat u diens arbeidsovereenkomst wilt beëindigen, zeg de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig op;
  • Voeg bij die mededeling een concept vaststellingsovereenkomst, waarin alle relevante punten zijn genoemd;
  • Betrek in de onderhandelingen alle relevante punten, en zorg dat dit aantoonbaar is;
  • Leg de uiteindelijk bereikte overeenstemming goed vast in een alles omvattende vaststellingsovereenkomst;
  • Noem de bedenktermijn in de vaststellingsovereenkomst;
  • Stel een werknemer eventueel pas vrij van werk nadat de bedenktermijn is verstreken.

 

Kleine werkgever betaalt toch “volle” Transitievergoeding.

Kleine werkgevers (< 25 werknemers) zijn ten onrechte blij gemaakt met een dode mus: dienstjaren vóór 1 mei 2013 tellen (in de meeste gevallen) wel degelijk mee voor de berekening van de nieuwe Transitievergoeding die op 1 juli 2015 in werking is getreden.

In de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is bepaald dat kleine werkgevers bij slechte financiële omstandigheden wel een Transitievergoeding moeten betalen, maar alleen berekend over de dienstjaren vanaf 1 mei 2013. Dat begrip bij slechte financiële omstandigheden is uitgewerkt in de nieuwe Ontslagregeling, die op 11 mei 2015 openbaar is gemaakt.

Om in aanmerking te komen voor de uitzonderingsbepaling voor kleine werkgevers gelden de volgende eisen:

  1. het netto resultaat van de onderneming van de werkgever is over de drie boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet kleiner geweest dan nul;
  2. de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, was negatief aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet; en
  3. binnen de onderneming van de werkgever is aan het einde van het boekjaar dat eindigt voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet, de waarde van de vlottende activa kleiner  dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.

In de praktijk zal slechts in weinig gevallen aan alle drie de voorwaarden tegelijk kunnen worden voldaan.

Voor de tekst van de regeling met toelichting, klik hieronder (PDF).

Kleine werkgever Ontslagregeling met toelichting

.

Disfunctioneren: hogere eisen aan dossieropbouw!

Hogere eisen aan dossieropbouw

Aan het begin van het jaar vinden weer veel beoordelingen plaats. Dit is voor veel werkgevers een lastige klus, vooral indien een werknemer onvoldoende functioneert. In dat geval zal er dossieropbouw moeten plaatsvinden om ervoor te zorgen dat de werknemer beter gaat functioneren dan wel om uiteindelijk het dienstverband te kunnen beëindigen.

U kunt een werknemer alleen ontslaan als u een gedegen dossier kunt laten zien. Dossieropbouw kost tijd. Begin er daarom tijdig mee.

Sinds 1 juli 2015 gelden (nog) streng(ere) eisen. Het disfunctioneren mag niet het gevolg zijn van onvoldoende zorg voor scholing en arbeidsomstandigheden van uw kant. Daarnaast moet de werknemer tijdig in kennis zijn gesteld van het disfunctioneren en voldoende in de gelegenheid zijn gesteld zijn functioneren te verbeteren. Er moet dus een (schriftelijk vastgelegd) verbetertraject zijn doorlopen!

Een werkgever moet nu ook aantonen dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is.

Onze vijf tips voor dossieropbouw:

  • Stel (samen met de medewerker) de verbeterpunten vast
  • Maak op basis van deze verbeterpunten een stappenplan (‘verbeterplan’) en leg dit schriftelijk vast.
  • Het einddoel van het verbeterplan moet SMART zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden.
  • Bewaak het verbeterplan, begeleid de medewerker en leg tussentijdse evaluaties schriftelijk vast.
  • Indien de (redelijke) maximum periode van het verbeterplan is verstreken, maak dan een eindevaluatie. Verbind aan de eindevaluatie een duidelijke conclusie: verbetering gerealiseerd/verbetering niet gerealiseerd. Indien de verbetering niet is gerealiseerd kan het verbeterplan inclusief de tussentijdse evaluaties de basis vormen voor een dossier tot beëindiging van het dienstverband.

Meer informatie over dit onderwerp? Bel of mail ons.

Ontslag payroll-werknemer: riskanter dan ooit

Payrolling wordt steeds minder aantrekkelijk (en zelfs riskant) voor ondernemers. Als het doel is om te worden ontzorgd (voeren van personeels- en salarisadministratie) dan blijft het een nuttig instrument. Als het doel is om geen ontslagrisico’s te lopen dan heeft payrolling zijn beste tijd gehad. Op 1 januari 2015 is het Ontslagbesluit gewijzigd als het gaat om het ontslag van een payroll-werknemer. Hierdoor is de ontslagbescherming van de payroll-werknemer fors gewijzigd. Ook inleners/opdrachtgevers hebben daarmee te maken.

Wat is een payroll-constructie?

Meestal wordt hieronder verstaan de constructie waarin de payroll-onderneming werknemers van een inlener/opdrachtgever (formeel) in dienst neemt teneinde hen vervolgens weer exclusief bij de inlener feitelijk werkzaamheden te laten verrichten. De verhouding tussen de payroll-organisatie en de werknemer is beperkt en betreft voornamelijk de verplichting tot de loonbetaling. Juridisch is de payroll-onderneming de formele werkgever, al bestaat de mogelijkheid dat de Hoge Raad hierover nog een andersluidende uitspraak zal wijzen. Er zijn al uitspraken van rechters bekend waarin wordt uitgegaan van een arbeidsovereenkomst tussen inlener en payroll-werknemer. Zie bijvoorbeeld deze uitspraak van de kort geding rechter Noord Nederland van 30 april 2015.

Ontslag (payroll-) werknemer

Als de inlener, de feitelijk werkgever, de relatie met de payroll-werknemer wil beëindigen, dan zal de payroll-onderneming het ontslag van de betreffende werknemer moeten regelen, ofwel via het UWV danwel via de kantonrechter. Vanaf 1 juli 2015 gelden de nieuwe ontslagroutes van de Wet Werk en Zekerheid.

Wijziging Ontslagbesluit

De wijziging van het Ontslagbesluit heeft tot gevolg dat de bescherming van de payroll-werknemer bij ontslag hetzelfde is als bij werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de inlener/opdrachtgever.

Oud: De inlener/opdrachtgever beëindigt het payroll-contract met betrekking tot de betreffende werknemer. De payroll-onderneming vraagt toestemming aan het UWV om op te zegen. Deze hoeft daarbij niet aan te geven wat de reden is van de beëindiging van het contract door de inlenende werkgever. De toestemming wordt daarom door het UWV vrij eenvoudig verleend.

Nieuw: Het is niet meer voldoende als de inlenende werkgever het payroll-contract beëindigt. Het UWV beschouwt de payroll-werknemer als (gewone) werknemer van de inlener/opdrachtgever (ook al is de inlener formeel niet de werkgever). De payroll-onderneming moet de ontslagprocedure bij het UWV voeren. De inlener moet hem echter voortaan van de nodige informatie en stukken voorzien. Is sprake van disfunctioneren, dan moet de inlener/opdrachtgever dat aantonen. Is sprake van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen, dan moet de inlener/opdrachtgever dat aantonen en ook waarom het noodzakelijk is dat zijn arbeidsplaats vervalt. Het zogenaamde afspiegelingsbeginsel (wie komt bij ontslag het eerste in aanmerking?) moet voortaan ook worden toegepast op de payroll-werknemers en de eigen werknemers van de inlener/opdrachtgever. Het kan dus zijn dat een “eigen werknemer” moet wijken voor een payroll-werknemer.

Overgangsrecht:

Tot 1 juli 2015 golden de nieuwe regels alleen voor arbeidsovereenkomsten die zijn gesloten na 1 januari 2015. Sinds 1 juli 2015 gelden de regels voor alle (payroll-) arbeidsovereenkomsten.

.

WWZ: de hoofdpunten op een rij

Bepaalde tijd contracten

  • Aanzegverplichting bij contracten voor 6 maanden of langer: werkgever moet tenminste 1 maand vóór het aflopen van het contract aangeven of het contract wordt verlengd of niet. Bij verlenging moet worden aangegeven onder welke voorwaarden wordt verlengd.
  • Non-concurrentie- of relatiebeding kan alleen worden overeengekomen als er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang dat goed is beschreven (en gemotiveerd) in het contract.
  • Proeftijd niet meer toegestaan in contracten van 6 maanden of korter.

Sinds 1 juli 2015

  • Maximaal 3 tijdelijke contracten in 2 jaar (ipv 3 jaar).
  • Nieuw contract binnen 6 maanden geldt als opeenvolgend contract (ipv binnen 3 maanden).
  • Na 2 jaar dienstverband heeft werknemer met tijdelijke contracten recht op de Transitievergoeding.

Procedures vanaf 1 juli 2015

  • Geen vrije keuze meer tussen UWV (ontslagvergunning) en Kantonrechter (ontbinding).
  • UWV verplicht bij: bedrijfseconomische redenen, ontslag wegens langdurige ziekte (>2 jaar).
  • Kantonrechter procedure in geval van overige persoonlijke redenen (disfunctioneren, verstoorde arbeidsverhouding, dringende reden frequent ziekteverzuim ed).
  • Zwaardere eisen aan dossieropbouw bij ontbinding via de rechter wegens disfunctioneren. Groot risico op afwijzing ontslag als dossier niet op orde is.
  • Hoger beroep tegen uitspraak UWV en uitspraak kantonrechter is voortaan mogelijk.

Vaststellingsovereenkomst – bedenktijd

  • Werknemer heeft (na 1 juli 2015) een bedenktijd van 14 dagen nà het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst. Hij kan binnen die termijn – zonder opgave van enige reden – de overeenkomst ongedaan maken. Let op: onze verwachting is, dat de bedenktijd nog wel eens misbruikt kan gaan worden in onderhandelingen met een werknemer.

Transitievergoeding

  • Komt in plaats van de kantonrechtersformule en is nu ook een in de wet vastgelegd recht.
  • Afwijking is bijna alleen nog mogelijk in onderling overleg. Rechter is gebonden aan de wettelijke berekening en kan géén correctiefactor meer toepassen.
  • Ook langdurig zieke werknemer die wordt ontslagen heeft recht op de Transitievergoeding.
  • Bijzondere overgangsbepalingen voor kleinere werkgevers (<25 werknemers) en voor werknemers met een lang dienstverband bij een grote werkgever.
  • In sommige gevallen kunnen gemaakte kosten (bv. voor opleiding) in mindering worden gebracht.
  • Meer informatie over de Transitievergoeding

 

V&D verliest kort geding over eenzijdige loonsverlaging

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft vandaag, 23 februari 2015, uitspraak gedaan in het kort geding dat door de vakbonden FNV en CNV was aangespannen tegen V&D. De uitspraak is gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en tevens hoogleraar arbeidsrecht.

De rechtbank heeft de vorderingen van de vakbonden grotendeels toegewezen en verbiedt V&D om – ten aanzien van de leden van de FNV en CNV – de aangekondigde loonsverlaging door te voeren.

Enkele zaken vallen op in de uitspraak:

  • V&D heeft het eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW niet goed (genoeg) geformuleerd in haar arbeidsovereenkomsten. Daardoor is het volgens de rechter niet duidelijk welke “regelingen” eenzijdig zouden kunnen worden gewijzigd. Een beroep op artikel 7:613 BW is daarom afgewezen.
  • De werknemers handelen niet in strijd met goed werknemerschap door niet in te stemmen met de wijziging (loonsverlaging).  Als er geen (geldig of duidelijk geformuleerd) eenzijdig wijzigingsbeding geldt dan is een werknemer in beginsel niet gehouden om een voorstel tot verlaging van zijn salaris te aanvaarden. Daarover moet tussen werkgever en werknemer overeenstemming worden bereikt. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad.
  • V&D heeft zich nog op artikel 6:258 BW beroepen (wijziging van omstandigheden waardoor het redelijk zou zijn om een bestaand contract te laten wijzigen door de rechter). De rechter wijst dat beroep echter af, omdat V&D heeft verzuimd om aanpassing van de arbeidsvoorwaarden te vragen op grond van dat artikel.

Klik hier voor de volledige uitspraak

 

 

Workshop WWZ 10 maart 2015

Workshop WWZ voor werkgevers op dinsdag 10 maart 2015 (16:00-18:00) op ons kantoor in Maarssen. De WWZ (het nieuwe arbeidsrecht) is voor een deel al in werking getreden. De rest volgt op 1 juli 2015. Wij informeren u over de nieuwe wet en geven u praktische tips.

Er is nog een beperkt aantal plaatsen vrij.

Aanmelding via telefoon 0346-550270 of e-mail (info@dekoningh-advocaten.nl).

 

Ketenregeling – van tijdelijk naar vast contract

Ketenregeling (automatisch vast dienstverband)

Tot 1 juli 2015:
Een werknemer met een contract voor bepaalde tijd komt automatisch in vaste dienst na 3 tijdelijke contracten (met tussenpozen van maximaal 3 maanden) of na 3 jaar. Dit wordt de ketenregeling genoemd, ook wel aangeduid als de 3 x 3 x 3 regel.

Vanaf 1 juli 2015 verandert dit. Oók voor een reeds bestaande arbeidsovereenkomst die na 1 juli 2015 doorloopt of wordt verlengd geldt dan de nieuwe 2 x 3 x 6 regel. Vanaf dat moment ontstaat een vast dienstverband (arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) namelijk al na verloop van 2 jaar of na 3 tijdelijke contracten met tussenpozen van maximaal 6 maanden. Een werknemer zal dan dus eerder in vaste dienst komen.

Tips voor werkgevers

  • Maak een lijst van werknemers die nu een tijdelijk contract hebben en op 1 juli 2015 nog in dienst zijn. Ga na hoeveel tijdelijke contracten zij dan inmiddels zullen hebben (gehad). Neem daarbij als uitgangspunt dat alle arbeidsovereenkomsten meetellen die binnen drie maanden na de vorige zijn aangegaan. Tel een eventuele uitzendperiode voorafgaand aan het eerste contract mee.
  • Bepaal of een eventueel nieuw tijdelijk contract vanaf 1 juli 2015 (verlenging) een vast dienstverband betekent, bijvoorbeeld omdat er twee keer een jaarcontract aan vooraf is gegaan. Bedenk goed of u dan wel die verlenging wilt aanbieden.
  • Let ook op de Transitievergoeding. Vanaf 1 juli 2015 is die verschuldigd wanneer de werknemer tenminste twee jaar in dienst is geweest en een tijdelijk contract niet wordt verlengd.

Voor meer informatie of vragen, kunt u ons bellen of e-mailen.

 

Werkgevers, let op de aanzegplicht.

Met de invoering van de WWZ met ingang van 1 januari 2015 zijn werkgevers verplicht om de zogenaamde aanzegtermijn in acht te nemen. Vergeet een werkgever dat, dan is deze aan de werknemer een bruto maandsalaris verschuldigd.

Wat houdt aanzegging in?

Uiterlijk één maand voordat een tijdelijk contract van 6 maanden of langer eindigt moet u de werknemer schriftelijk laten weten of het contract eindigt of wordt voortgezet. Als u het contract wilt verlengen, dan noemt u ook de voorwaarden waaronder u het contract wilt verlengen.

Te laat of vergeten aan te zeggen?

Als u helemaal niet hebt “aangezegd”, dan bent u aan de werknemer een vergoeding verschuldigd van 1 “kaal” bruto maandsalaris (dwz. zonder vakantiegeld, overwerkvergoeding en/of eindejaarsuitkering). Als u te laat bent, bijvoorbeeld twee weken, dan bent u over die periode (in dit geval twee weken) salaris verschuldigd.

Wat als de werkgever de vergoeding niet betaalt?

Allereerst moet de werknemer aan de werkgever duidelijk laten weten dat hij betaling van de vergoeding verlangt. Betaalt de werkgever dan niet, dan moet de werknemer binnen 2 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Daarna is zijn vordering vervallen.

Tips voor werkgevers

  • Allereerst noteert u natuurlijk duidelijk in uw agenda wanneer arbeidscontracten voor bepaalde tijd gaan aflopen. Vanaf 1 januari 2015 agendeert u dat één maand eerder.
  • Als u bent vergeten aan te zeggen, wacht dan gewoon af of de werknemer wel een procedure gaat beginnen bij de kantonrechter. Tien tegen 1 dat de kosten daarvan niet opwegen tegen de baten (1 maand salaris). Als uw werknemer een rechtsbijstandverzekering heeft, dan kunt u overwegen wel te betalen.
  • Neem eventueel in uw contracten voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer al een “aanzegbepaling” op (u zegt dan al bij het sluiten van de overeenkomst aan dat u het contract niet verlengt). Voor een gratis voorbeeld stuurt u ons een e-mail.

Meer informatie over dit onderwerp? Bel of mail ons.

WWZ 1 januari 2015: wat moet ik nu al regelen?

Vanaf 1 januari 2015 verandert het arbeidsrecht. Waar moet u als werkgever op letten en wat moet u nu al regelen?

Contracten voor bepaalde tijd

  1. Bij verlenging van een contract voor bepaalde tijd alvast een “aanzeg” bepaling opnemen. Bij contracten (van langer dan 6 maanden) die na 1 februari 2015 aflopen moet u uiterlijk 1 maand vóór het einde van het contract schriftelijk meedelen of u het contract wel of niet verlengt.
  2. Non-concurrentiebeding kan vanaf 1-1-2015 alleen nog maar bij contracten voor bepaalde tijd als u daarbij secuur en duidelijk beschrijft waarom u belang heeft bij zo’n beding.
  3. In contracten van 6 maanden of korter mag u vanaf 1-1-2015 géén proeftijd meer opnemen.
  4. Verleng jaarcontracten niet voor een jaar, maar voor een kortere periode, bijvoorbeeld tot 1-7-2015. Zo voorkomt u straks een Transitievergoeding te moeten betalen.

Contracten voor onbepaalde tijd
Let op bij het “automatisch” omzetten van contracten voor bepaalde tijd in contracten voor onbepaalde tijd. Biedt altijd een nieuw contract voor onbepaalde tijd aan en let goed op bepalingen als: non-concurrentiebeding, relatie- en geheimhoudingsbeding, studiekostenbeding, doorbetaling bij ziekte, etcetera.

Nà de automatische omzetting (bv. na 3 jaar of 3 contracten) kunt u die bepalingen niet zomaar wijzigen of toevoegen.

Link naar onze nieuwsbrief

Kantonrechter loopt al vooruit op nieuw ontslagrecht

De Kantonrechter van de Rechtbank Midden Nederland houdt in zijn uitspraak van 1 september 2014 al rekening met de aanstaande inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid en stapt af van de gebruikelijke kantonrechtersformule.

Hij overweegt onder meer:

Gelet op de lange duur van het dienstverband en het hoge salaris van [verweerder] acht de kantonrechter vaststelling van de toe te kennen vergoeding aan de hand van de kantonrechtersformule in dit geval niet opportuun. Zo zou een vergoeding met C = 1 leiden tot een bedrag van ruim € 300.000,– bruto. Dit bedrag is vele malen hoger dan het maximum bedrag van artikel 2.10 lid 1 WNT. Het zou tevens neerkomen op ongeveer het dubbele van een jaarinkomen, waarmee het sterk zou uitstijgen boven het bedrag dat na de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (naar het zich laat aanzien per 15 juli 2015) in een geval als het onderhavige toegekend zal kunnen worden. Aangenomen mag worden dat deze in de toekomst toepasselijke normering ook weergeeft hetgeen thans maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht.

Volledige uitspraak